
Uit de praktijk: Relaties & seksualiteit in Pabo en lerarenopleiding
Relaties & seksualiteit, zo’n beetje elke leerkracht krijgt er in de praktijk wel mee te maken. Toch is hier in de de opleiding van aankomend leerkrachten over het algemeen maar beperkt aandacht voor. Onder meer door een vol curriculum. Hoe pakken bevlogen opleiders het aan om toch met hun studenten aan dit thema te werken? En hoe kan het lesmateriaal dat School & Veiligheid en Rutgers voor hen ontwikkelden hieraan bijdragen?
“Dat je als mens met mensen werkt, betekent dat onderwerpen als veiligheid, relaties en seksualiteit erbij horen, en dat je dus ook kijkt naar wie je als mens zelf bent”
– lerarenopleider Marjan Bosma
Scholen, en dus ook Pabo’s en lerarenopleidingen, zijn verplichtSinds 2012 staat in de landelijke kerndoelen dat basisscholen en de onderbouw van de middelbare school verplicht zijn om aandacht te besteden aan relationele en seksuele vorming. De kerndoelen 38 (po), 43 (vo) en 53 (so) horen daarbij. Scholen mogen zelf invulling geven aan deze kerndoelen en er zijn veel verschillende, al dan niet erkende, lesmethodes en –pakketten rond het thema beschikbaar. om aandacht te besteden aan het thema relaties & seksualiteit. Maar hoe deze kerndoelen uitgewerkt moeten worden, is niet nader omschreven. In de praktijk blijkt daar veel verschil in te zitten. School & Veiligheid en Rutgers onderzochten vanuit de Stimuleringsregeling Gezonde relaties & seksualiteit hoe opleiders, studenten en startend leraren de voorbereiding op het onderwerp relaties & seksualiteit tijdens de opleiding ervaren. Kort samengevat:Benieuwd naar de uitkomsten van ons onderzoek? Lees hier meer: Onderzoek naar onderwijs over relaties & seksualiteit op pabo en lerarenopleiding – School en veiligheid : Er is behoefte aan meer – en meer structureel – aandacht voor dit onderwerp. Vaak is er nog wel aandacht voor sociale veiligheid in het algemeen, maar veel minder voor het onderdeel seksuele integriteit en relationele & seksuele vorming.
Die behoefte blijkt ook uit andere onderzoeken onder zowel startende docenten als leerlingen (Cense, 2019; Seks onder je 25e, 2024). Veel docenten en leerkrachten zijn handelingsverlegen en leerlingen leren liever over de dingen die niet in het biologieboek staan maar die in de echte wereld spelen.
Hobbels op de weg
Dit sluit aan bij de groeiende aandacht voor het belang van een veilige omgeving op school voor een gezonde ontwikkeling van leerlingen, en voor de preventie van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Wat hier onder meer voor nodig is: pedagogisch inzicht in de relationele en seksuele ontwikkeling van kinderen, het omgaan met verschillen in de klas, en het creëren van een veilige en inclusieve leeromgeving. En de basis hiervoor wordt gelegd op de opleiding.
Wat staat in de weg van meer & structurelere aandacht voor het thema in de opleiding? Een vol en vaak vaststaand curriculum, dat blijkt een belangrijke reden. Het belang wordt gezien, maar niet door iedereen, en ook andere belangrijke onderwerpen vragen om meer aandacht.
Ondanks deze hobbels in de weg vinden veel lerarenopleiders manieren om ook rondom dit thema hun studenten voor te bereiden op de praktijk. Op welke manier en op welke plek in de opleiding verschilt nogal.
Vooral in het eerste jaar
Op de lerarenopleiding VO/BVE op de Hogeschool Rotterdam (HR) is bewust gekozen voor behandeling van het thema relaties & seksualiteit in vooral het eerste leerjaar. Lisette van der Pas, Opleider Onderwijskunde en beroepsvoorbereiding (vakgroep Engels): “Over relaties gaat het wel de hele opleiding door. Maar het gedeelte seksualiteit is geconcentreerd in jaar 1. Het thema wordt daar vrij thematisch aangeboden. Dat past binnen de bredere oriëntatie op onderwijs en beroep, waarbij we het ook hebben over identiteitsontwikkeling en cognitieve ontwikkeling. Ze leren dan vooral wat relationele en seksuele vorming inhoudt, wat de taak van de school is en hoe het op school wordt vormgegeven. Het komt in latere jaren ook wel aan bod, bijvoorbeeld wanneer het in leerjaar 2 bij pedagogiek over uitsluiting en kansenongelijkheid gaat, of als in jaar 3 de focus ligt op inclusie. Maar dat wordt niet zo specifiek benoemd”.
“Studenten missen zelf vaak kennis over seksualiteit en gezonde relaties. In mijn lessen ben ik soms vooral bezig om misvattingen weg te nemen, in plaats van het te hebben over hoe zij daar straks les over kunnen geven” – Esther van der Zwet
Ook op de tweedegraads lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn en Omgangskunde aan de Hogeschool Leiden (HL) worden in het eerste jaar lessen over seksualiteit gegeven. Esther van der Zwet gebruikt daarbij het lesmateriaal. “Ik vraag mijn studenten om een e-learning te kiezen die voor hen relevant is. Ik merk echter dat zij zelf vaak kennis missen over seksualiteit en gezonde relaties. Ze hebben allerlei misvattingen over bijvoorbeeld zwangerschappen, grensoverschrijdend gedrag en gender. In mijn lessen ben ik daarom soms vooral bezig om die misvattingen weg te nemen, in plaats van dat we het hebben over hoe zij daar zelf straks les over kunnen geven op het vmbo en mbo. Ik onderzoek nu binnen de opleiding of ik in het eerste jaar meer tijd kan besteden aan deze misvattingen, zodat in de vervolgjaren de studenten kunnen leren goed les te geven over seksualiteit”.
Het zijn jongelui van een jaar of 17 met heel verschillende achtergronden. In deze fase kiezen we voor een veilige aanpak, waarin we de studenten keus en autonomie bieden” – Lisette van der Pas
De genoemde misvattingen en ook een grote onbekendheid met seksualiteit bij beginnende studenten, dat herkennen ook andere opleiders. Lisette van der Pas (HR): “Het zijn jongelui van een jaar of 17 met heel verschillende achtergronden. Niet alle studenten vinden het fijn om in een grotere groep over specifieke thema’s te praten. Op termijn moeten ze dat wel kunnen, maar in deze fase kiezen we voor een veilige aanpak. We bieden de studenten keus en autonomie: ze kiezen één e-learning uit het lesmateriaal met een thema waar ze zich fijn bij voelen en daarover gaan ze met elkaar in gesprek. De docent maakt de afweging of dit in kleine groepjes of in de grote groep gebeurt”.
Misschien is het veiliger om het er een later jaar over te hebben, beseft Lisette. “De studenten kennen zichzelf en elkaar dan beter. Ook hebben ze dan praktijkervaringen vanuit hun stage en hoeven ze minder met eigen voorbeelden te komen”.
In het tweede leerjaar
“Relationele en seksuele vorming is een heel belangrijk maar ook heel klein onderdeel bij alle opleidingen. Dat maakt het kwetsbaar, er is weinig ruimte voor”, vertelt Lidewij van Katwijk, ‘lerarenopleider in de breedte’ aan Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en NHL Stenden Leeuwarden.
“Op de Pabo werken we in het tweede jaar met groepjes studenten in ‘ateliers’ aan verschillende aandachtgebieden. Het thema relaties & seksualiteit heeft te maken met de thema’s Mens, Maatschappij & Burgerschap, Mens, Natuur & Techniek en Taal & identiteit. Studenten werken in de groep aan een ontwerp voor de lespraktijk. Ze gaan dan zelf in gesprek met hun stageschool of ze daar ook met dat ontwerp aan de slag kunnen. Het project wordt op één van die scholen uitgevoerd, stukjes eruit worden op andere scholen getest. Of ze daar in de praktijk iets mee doen, hangt af van de werkplek. Het onderwerp is steeds anders. Zo deden de tweedejaars vorig jaar een project rondom menstruatie-armoede: hoe kun je dit aansprekend behandelen?”
“Relationele en seksuele vorming is een heel belangrijk, maar ook heel klein onderdeel. Dat maakt het kwetsbaar” – Lidewij van Katwijk
Lidewij: “In de 2e graads opleiding Biologie wordt in het eerste studiejaar college gegeven over seksuele diversiteit vanuit Identiteitsontwikkeling. Daarna komt het onderwerp vooral aan bod in werkcolleges in het tweede leerjaar. Studenten hebben dan inmiddels ervaring opgedaan op hun stageplek”.
Ook op de Pabo van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) zijn de lessen in relaties & seksualiteit geconcentreerd in het tweede leerjaar. En wel in de blokken Levensbeschouwing en Diversiteit & Inclusie, beide gegeven door docent Robert van Muligen. Het blok Levensbeschouwelijke diversiteit geeft een mooie voorzet, aldus Robert. “Dan hebben we het over verschillende perspectieven, bijvoorbeeld op seksuele diversiteit. Studenten leren daar om goed het gesprek met kinderen aan te gaan over gevoelige thema’s, dat je onderwerpen vanuit verschillende perspectieven belicht, dat er dus geen goed of fout is”.
“Het gaat in de colleges zowel over kennis als over reflectie. Studenten moeten gewoon kennis hebben van de seksuele ontwikkeling, daar verwijs ik veel naar. Maar daarnaast koppelen we dat aan voorbeelden die ze meenemen uit hun stagepraktijk. Zo vertelde een student dat ze een indrukwekkend gesprek had met haar mentor en vier jongens uit groep 8 over seks; die jongens dachten dat wat ze op internet zagen de manier is waarop je het moet doen, en waren daar best kwetsbaar en open over. De student was onder de indruk van hoe de mentor hiermee omging, echt informatie gaf, over consent sprak”.
Het gaat in de colleges zowel over kennis als over reflectie. Studenten moeten gewoon kennis hebben van de seksuele ontwikkeling. Maar dat koppelen we aan voorbeelden die ze meenemen uit de stagepraktijk” – Robert van Muligen
“Daarnaast maak ik gebruik van actuele situaties, bijvoorbeeld ophef over Paarse Vrijdag, maar het kan ook over iets anders zijn. Mijn boodschap past binnen het vak Levensbeschouwelijke diversiteit: je moet kinderen van jongs af aan leren dat je over alles in gesprek kunt gaan, hoe ze dat kunnen doen. En dat je ze in aanraking laat komen met verschillende perspectieven. Dat je naar elkaar luistert, dat je parafraseert en samenvat, dat je vraagt: hoe denk jij daarover? Als je dat hebt geleerd, is een lastig gesprek niet zo lastig, want je doet het altijd al zo”.
“Je moet kinderen van jongs af aan leren dat je over alles in gesprek kunt gaan, hoe ze dat kunnen doen. En dat je ze in aanraking laat komen met verschillende perspectieven. Als je dat hebt geleerd, is een lastig gesprek niet zo lastig, want je doet het altijd al zo” – Robert van Muligen
In het blok Diversiteit & Inclusie komen onderwerpen als discriminatie, stereotypen en racisme aan bod. “Je merkt dat je eerst moet werken aan kennis bij de studenten. Wat is eigenlijk discriminatie? Hoe kun je herkennen dat mensen ongelijk behandeld worden en dat dit racisme is? Eerst geef je kennis, dan breng je casuïstiek in van hoe te handelen. Dat geldt ook voor stereotypering. Welke stereotype beelden geven wij als leerkracht of als samenleving mee aan kinderen in sociale media en opvoeding. Je moet daar niet te spastisch over doen, maar wel een diversiteit aan beelden laten zien, zodat kinderen zich gerepresenteerd voelen. Naast seksuele ontwikkeling gaat het ook over lesgeven over dit onderwerp, seksueel grensoverschrijdend gedrag, en hoe om te gaan met sociale media in de breedste zin. Dus ook: die telefoon komt de klas in, wat moet je daarmee?”
Door de leerjaren heen
Marjan Bosma, opleider Pedagogiek/Onderwijskunde aan Viaa Hogeschool Zwolle: “Het onderwerp relaties & seksualiteit valt binnen een van de pedagogische lijnen waarin gewerkt wordt aan de persoonlijke en professionele ontwikkeling en kent een opbouw door de leerjaren: wat is je missie, hoe ben je zelf gevormd, hoe verhoud jij je tot anderen, hoe neem je dat mee in je professionele ontwikkeling? Dat je als mens met mensen werkt, dat betekent dat onderwerpen als veiligheid, relaties en seksualiteit erbij horen en dat je dus ook kijkt naar wie je als mens zelf bent”.
“In het eerste leerjaar leggen we de basis, die daarna wordt uitgewerkt. Zo kijken we in jaar 2 naar de ontwikkeling van en verschillen tussen kinderen, ook qua seksualiteit. We besteden daar dan één les aan, zodat studenten rustig kunnen ontdekken hoe ze les kunnen geven over dit thema. In jaar 3 specialiseren de studenten zich in jongere of oudere kinderen en komen ook over kwetsbare thema’s aan bod, zoals de meldcode en echtscheiding. Dan gaan studenten ook zichzelf onderzoeken op gevoelige thema’s. Lopen ze tegen dingen aan waar ze wellicht ook zelf mee aan de slag moeten? Want je neemt jezelf mee, de lespraktijk in. Ze kunnen dan ook hun eigen leservaringen uit de stagepraktijk meenemen. Dat gebeurt in verschillende vakken. Ook in lessen godsdienst komen relaties en seksualiteit voorbij”.
In jaar 3 onderzoeken studenten ook zichzelf op gevoelige thema’s. Lopen ze tegen dingen aan waar ze wellicht zelf mee aan de slag moeten? Want je neemt jezelf mee, de lespraktijk in” – Marjan Bosma
Marjan is enthousiast over het inspireren van jonge leerkrachten om in de praktijk met relaties & seksualiteit aan de slag te gaan. Hoewel het onderwerp op Viaa belangrijk is, is er ook daar weinig tijd voor de lessen, zegt ze. Haar hoop is gevestigd om het nieuwe curriculum waaraan – mede door Marjan – gewerkt wordt, met als werktitel ‘Leren in een complexe omgeving’. Marjan: “Meer aandacht voor relaties & seksualiteit moet daar wel in passen!”
Verschillen tussen opleidingen
Lidewij van Katwijk (RUG en NHL Stenden Leeuwarden) ervaart een groot verschil tussen Pabo en universiteit. “RUG-studenten zijn al iets ouder en hebben meer biologische kennis. Geef je – natuurlijk in een veilige sfeer – hier college over, dan ontstaan open gesprekken, heel bijzonder. In zo’n college onderzoek je eerst hoe je er zelf in staat, daarna wat dat betekent voor je klas, enzovoort”.
Voor Robert van Muligen is zijn aanpak op de universitaire Pabo niet heel anders dan op de Pabo. “Alleen noem ik het dan ‘bespreekbaar maken van gevoelige thema’s’. Dat gaat niet alleen over seksualiteit, maar over alles waarvoor je veiligheid in de klas moet creëren om het erover te hebben. Dus ook onzekerheid, of je je ergens over schaamt. En dan het stapje de maatschappij in: wat daar speelt. Zoals de situatie in Gaza”.
“Het gaat er vooral om dat studenten leren zich te verplaatsen in een ander perspectief: zo kan het ook zijn, het is niet goed of fout, het is anders” – Robert van Muligen
“Het gaat er vooral om, zeker bij de Pabo, dat studenten zich bewust worden van de bubbel waarin ze opgroeien, dat ze beseffen dat andere mensen in een andere bubbel opgroeien, waardoor ze anders naar dingen kijken. Zeker jong volwassenen hebben nogal eens snel ergens een mening over. Dat ze leren zich te verplaatsen in een ander perspectief: zo kan het ook zijn, het is niet goed of fout, het is anders”.
“Onze studenten zijn net zo divers als de stad. Sommigen vinden het lastig om over dit soort dingen te praten, anderen zijn super open. Dan is er een groot verschil binnen een klas. Wat doe je dan?” – Lisette van der Pas
Lisette van der Pas (HR) benoemt ook andere verschillen. Bijvoorbeeld binnen een opleiding: “We hebben ook een kopopleiding; die is voor studenten die al een HBO-opleiding gedaan hebben en dus al wat ouder zijn. Ze hebben vaak ook wat meer kennis en ervaring”.
De fysieke plek van een opleiding betekent ook een andere studentenpopulatie. “Als hogeschool, midden in de stad, zijn onze studenten net zo divers als de stad. Er zijn studenten die het heel lastig vinden om het over dit soort onderwerpen te praten, en andere, net van de middelbare school, die super open zijn. Dan is er een groot verschil binnen een klas. Dat kan betekenen dat een deel van de studenten zegt: ik ga hier niet aan meedoen. Wat doe je dan? Een collega heeft ervoor gekozen om die studenten in hun waarde te laten, heeft gezegd: ik ga gewoon de basis bespreken, maar weet wel dat dit ook op jouw school aan bod kan komen”.
Gebruik van het lesmateriaal
Om lerarenopleiders te ondersteunen bij het werken aan relaties & seksualiteit met hun studenten, ontwikkelden School & Veiligheid en Rutgers gratis lesmateriaal met e-learnings voor studenten en daarbij handreikingen voor opleiders. Hoe gebruiken de opleiders die we spraken dit lesmateriaal?
Lisette van der Pas (HR): “Zeker in het eerste jaar gebruiken we de e-learnings. Omdat we de studenten daar allerlei ontwikkelingstheorie aanbieden en het ook over seksuele vorming hebben, passen ze daar heel goed”. Studenten kiezen een e-learning met een thema waar ze zich fijn bij voelen. Hier maken ze een presentatie over. De docent kan ervoor kiezen om de presentatie in een klein groepje te bespreken in plaats van in de grote groep. De e-learnings zouden goed in een later leerjaar terug kunnen komen, bijvoorbeeld in jaar 2, wanneer bij Pedagogiek het over uitsluiting en kansenongelijkheid gaat, meent Lisette. Maar op dit moment is dat nog niet het geval.
Robert van Muligen (HvA en UPvA) is enthousiast over de toolkit en zette aanvankelijk alle acht modules in, maar heeft dit in de praktijk toch moeten aanpassen. “Het is veel stof en ik heb beperkt tijd”. Studenten maken nu drie modules als voorbereiding op het college, waarin met werkvormen verdieping wordt gegeven. Daarna krijgen ze een opdracht die ze in twee- of drietallen doen, bijvoorbeeld het maken van een podcast of een video, waarin ze laten zien welke kennis en vaardigheden ze hebben opgedaan.
Robert geeft ook college over samenwerking met ouders. “Dat zetten we heel goed neer in de opleiding. Studenten moeten goed leren hoe je zo’n gesprek moet structureren, hoe je de leiding moet nemen, hoe je aan moet sturen op een dialoog met ouders, dus dat je niet zelf steeds aan het woord bent maar ook vragen stelt”. De e-learnings komen ook hierbij van pas. “Studenten vinden de modules leuk om te maken en ze komen dingen tegen die ze niet in mijn colleges horen. Ik geef ze daarna bijvoorbeeld de opdracht om een podcast te maken voor ouders over de seksuele ontwikkeling van kinderen en waarom het belangrijk is om daar op de basisschool aandacht aan te besteden. Dat is wat ze in de praktijk ook aan ouders moeten kunnen uitleggen”.
“Studenten vinden de modules leuk om te maken en ze komen dingen tegen die ze niet in mijn colleges horen” – Robert van Muligen
Marjan Bosma (Viaa) zet de e-learnings vooral in als naslagmateriaal voor studenten, omdat er veel overlap is met het huidige lesprogramma. Marjan: “Ik laat het zien en dan gaan ze zelf aan de slag. Soms is een module vervanging voor een gemiste les. Op dit moment wordt nog geen certificaat gevraagd als bewijs dat de module gedaan is. Misschien gaan we dat straks wel doen. Maar essentieel is vooral ook het in gesprek zijn erover! Nu praten we er anderhalf uur over door; zo leren ze om ergens woorden aan te geven”.
“Essentieel is vooral ook het in gesprek zijn erover. Zo leren studenten om ergens woorden aan te geven” – Marjan Bosma
Lidewij van Katwijk (RU Groningen en NHL Stenden Leeuwarden): “De plek van de toolkit is afhankelijk van de docent en van de authentieke vraagstukken die langs komen. Op de universiteit laat ik de e-learnings zien en studenten met een deel ervan werken. Hierbij zoek ik altijd een link met de praktijk. We hebben maar één ochtend, maar ik ga ervan uit dat dit een haakje geeft waarop ze terug kunnen grijpen. Voor alle opleidingen geldt dat het vooral van belang is dat iedereen op de opleiding er iets van weet en weet waar ze verdere info kunnen vinden”.
“Voor alle opleidingen geldt dat het vooral van belang is dat iedereen er iets van weet, ook waar ze verdere informatie kunnen vinden” – Lidewij van Katwijk
Esther van der Zwet (HL) vraag studenten om een deel van de toolkit te kiezen dat voor hen relevant is, maar onderzoekt of ze in de toekomst in het eerste jaar meer aan de ‘basis’ kan werken. Zij zou de toolkit graag in de vervolgjaren willen inzetten zodat studenten goed les kunnen geven over seksualiteit.
Wij zijn Stichting School & Veiligheid. Wij ondersteunen scholen bij het bevorderen van een sociaal veilig klimaat. Dit doen wij door:
- Het geven van actuele informatie en deskundig advies via de website en het Adviespunt.
- Het organiseren van conferenties en incompany trainingen voor leraren, vertrouwenspersonen en schoolleiding.